Geschiedenis Velddriel
De eerste vermelding van katholiek leven in Velddriel komt uit de Middeleeuwen. Er is dan sprake van een kapel van de H. Antonius Abt. De priester die aan de kapel verbonden was, kon onderhouden worden uit de opbrengsten van de gronden die aan die kapel verbonden waren. Ook de schoolmeester werd uit die gelden betaald.
In de reformatietijd bleef de bevolking trouw aan het voorvaderlijke geloof. Dit kwam omdat er zo’n slechte weg was tussen Hedel en Velddriel. De protestanten uit Hedel hadden daardoor geen mogelijkheid om in hun buurdorp te komen preken. De Velddrielse schoolmeester begon trouwens, als er ‘protestantse predikers’ in het dorp kwamen, luidruchtig de rozenkrans te bidden.
Na de Franse Tijd kwamen er plannen om voor de Velddrielse katholieken een eigen parochie te stichten. Deze plannen werden op 16 november 1851 omgezet in daden. Velddriel werd een eigen parochie.
In 1856 werd de oude kapel gesloopt, waarna onder architectuur van H. v. Tulder een nieuwe kerk gebouwd werd. In 1858 werd het gebouw ingezegend. In 1945 bliezen de Duitsers de toren van dit gebouw op, waardoor het geheel onherstelbaar werd verwoest.
Eerst moest een noodkerk gemaakt worden. Het intensieve Velddrielse parochieleven met kerkelijke vieringen en processies kwamen zodoende weer op gang.
In 1953 verrees op deze puinhopen de huidige kerk. Deken Wehmeijer, al in de oorlog een standvastig geestelijk leider, was de bouwpastoor.
De kerk heeft een aangebouwde doopkapel, sacristie en een pastorie die via een overdekte gang vanuit de kerk bereikbaar is. Aanvankelijk was het de bedoeling om later alsnog een toren op de doopkapel te bouwen, maar vanwege funderingsproblemen is de toren uiteindelijk enkele meters verder geheel los van de kerk gebouwd. De toren is 38,5 meter hoog.