Geschiedenis Hedel
Dat de Hedelse katholieken al in de Middeleeuwen georganiseerd waren, blijkt uit een het oorkonde uit 1292. Daarin is sprake van een kerk die Willibrorduskerk genoemd werd. Deze kerk werd in de reformatieperiode afgebroken. De protestanten bouwden daarna op de fundamenten een nieuwe kerk. Dit kerkgebouw bestaat nog steeds.
Deze periode was voor het katholieke geloof zeer moeilijk. Openlijk belijden van hun godsdienst was verboden. Wel was dat mogelijk in Bokhoven. Bokhoven was namelijk een “aparte” staat. Daar hadden de machthebbers van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden niets te zeggen. Van heinde en verre kwamen dan ook de katholieken naar dit kleine Maasdorpje om daar hun sacramenten te ontvangen. Voor de Hedelnaren was de afstand amper een probleem.
Tussendoor kwam er nog geregeld een verklede franciscaan langs. Pater Johannes Ooms, die een schuilplaats had in het eveneens zeer nabij gelegen Kasteel Ammersoijen bezocht de Hedelse katholieken op die manier zeer regelmatig.
Na verloop van tijd stonden de bestuurders in de Republiek toe dat de katholieken toch een eigen bedehuis mochten beheren. Dit moest dan wel achteraf en onopvallend zijn. Zodoende kerkten de katholieken vanaf 1680 in een schuurkerk vlakbij de windmolen aan de Molendijk. Een bekende pastoor uit die tijd was pater Caspar van der Dussen.
In de Franse Tijd werden alle godsdiensten voor de wet gelijk gesteld. De Hedelse katholieken zochten en vonden al snel mogelijkheden om een eigen kerkgebouw te vestigen. In 1802 kocht pastoor Joannes Mulder de resten van het kasteel. Hij liet de zaak slopen en verbouwde de “Neerhuizing”, het bijgebouw, tot kerk en pastorie.
Na het midden van de negentiende eeuw, toen het zelfbewustzijn van de katholieken steeds meer tot uiting kwam, veranderde ook de situatie in Hedel. De kerk werd te klein. Daarom kwam er onder leiding van pastoor Van Doorn in 1879 een nieuwe kerk. Er waren financiële problemen, maar die werden door de pastoor opgelost. Hij stelde zich persoonlijk aansprakelijk voor de aflossing van de geleende gelden.
In het laatste oorlogsjaar lag de Bommelerwaard aan het front tussen de Duitse en de geallieerde troepen. Veel heeft het gebied daarvan geleden. Het ergste van allen kreeg Hedel het te verduren. Ook de kerk werd niet gespaard. Tijdens een bombardement op 1 januari 1945 was een groot deel van de kerk al verwoest. Die verwoesting werd verergerd tijdens de vele beschietingen door de geallieerde strijdkrachten vanuit Brabant. Dikwijls waren die op Hedel gericht vanwege de strategische ligging van de plaats. De uiteindelijke vernieling van het dorp en dus ook van de kerk vond in de aprilmaand plaats toen de Prinses Irenebrigade een, overigens mislukte, opening in de Duitse verdediging probeerde te bewerkstelligen.
De Hedelse katholieken vonden, na terugkeer vanuit hun evacuatieadressen, hun dorp en dus ook hun kerk totaal verwoest. Ook waren ze hun pastoor kwijt. Pastoor Van den Oord was tijdens zijn evacuatie bij de zusters Clarissen op het kasteel van Ammerzoden van ellende gestorven nadat zijn huishoudster door een granaat dodelijk getroffen was.
Om toch hun godsdienstige plichten te kunnen vervullen werd er in Hedel een noodkerk geconstrueerd. Deze kwam te staan op de plaats waar nu het monument voor de gevallenen uit de Tweede Wereldoorlog staat.
Al zeer snel kwamen de plannen rond om de kerk te herstellen. Onder leiding van pastoor De Bonth en architect C.H. de Bever kwam al in 1949 een nieuw kerkgebouw gereed. De ruïne van het kapot geschoten gebouw was afgebroken en op dezelfde plaats verscheen een prachtige nieuwe parochiekerk, die er tot op heden nog staat.