Fusieproces en elkaar leren kennen
Preek 3e zondag van de veertigdagentijd
“Hoe willen wij christen zijn? Wat hebben we daar voor nodig? En kunnen wij dat opbrengen?” Dat is een van de vragen die aan de orde komen tijdens de homilie van zondag 11 maart waarbij ook het fusieproces van de zeven parochies van de Bommelerwaard aan bod komt.
Homilie 3e zondag van de Veertigdagentijd - 11 maart 2012
(lezingen: Ex 20,1-17; 1Kor 1,22-25; Joh 2,13-25)
Jezus kijkt vandaag naar de prachtige tempel in Jeruzalem. Het is ook zijn tempel, het belangrijkste gebouw van zijn godsdienst. Veertig dagen na zijn geboorte werd Hij er binnen gedragen door zijn moeder Maria en door Jozef (Lc 2,22-40). Het was een moment zoals bij ons het doopsel. Dan brengen we de dopeling plechtig binnen in het kerkgebouw en vertrouwen het kind aan God toe. Op 12-jarige leeftijd vond Jezus in de tempel al zijn thuis. Zijn ouders waren Hem verloren en als ze Hem in de tempel aantreffen, zegt Jezus verbaasd: “wisten jullie dan niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?” (Lc 2,41-52). Jezus herkent inmiddels de tempel als zijn eigen thuis.
Als Jezus volwassen is geworden, komt Hij nog steeds in de tempel van Jeruzalem. Maar wat Hij óók doet, is de betekenis van de tempel ter discussie stellen. Hij zegt vandaag op een provocerende wijze: “Breekt deze tempel af” (Joh 2,19). Als we dit Jezus horen zeggen, kunnen we ons afvragen: welke betekenis heeft de tempel eigenlijk voor Jezus? Elders in het evangelie gaat Hij zelfs nog verder en voorspelt Hij de verwoesting van de tempel: “geen steen zal hier op de andere gelaten worden, alles zal worden verwoest” (Mt 24,2). De tempel van Jeruzalem is in het jaar 70 n.Chr. inderdaad door de Romeinen verwoest (zo’n 40 jaar na Jezus’ dood en verrijzenis). En deze is nooit meer herbouwd.
Wat is het alternatief dat Jezus biedt. Als Hij voorstelt om de tempel af te breken zegt Hij erbij: “en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen” (Joh 2,19). En de evangelist voegt er zelf vervolgens aan toe (want hij heeft Jezus inmiddels begrepen): “Jezus echter sprak over de tempel van zijn lichaam” (Joh 2,21). Jezus zelf is de nieuwe tempel. De volgelingen van Jezus komen op de eerste plaats samen in zijn naam. Het gaat om de persoon van Jezus Christus. Hij is de nieuwe (geestelijke) tempel. Als wij als christenen spreken over de kerk, gaat het voor ons dan ook over Jezus? Hebben we een band met Hem? Zijn we thuis bij Hem? En zijn we thuis bij al die andere mensen die zich tot Hem bekennen en in Hem geloven?
Deze vraag wordt heel belangrijk in onze tijd van crisis, parochiefusies en kerksluitingen. Wij stellen ons opnieuw de vraag wie wij als christenen zijn en wat wij zien als onze taak en opdracht. Wat willen wij voor God en voor elkaar betekenen? Hoe willen wij samenkomen en wat hebben we daar voor nodig? Een gebouw? Inderdaad, om samen te komen is er een gebouw nodig, het liefst een gebouw dat ervoor bedoeld is, en dat er voor is ingericht. Een gebouw met een altaar, met een preekstoel, met kruiswegstaties enz. En als we een gebouw willen, kunnen wij dat dan opbrengen met elkaar? Kunnen we het financieel opbrengen? Meestal stéllen wij: wij willen de kerk niet kwijt. Maar misschien moeten we de vraag omdraaien en beginnen bij het begin: hoe willen wij christen zijn? Wat hebben we daar voor nodig? En kunnen wij dat opbrengen?
Om een gemeenschap van christenen te zijn rondom Christus als onze Heer, behoren wij ook elkaar te kennen. We behoren zorg te hebben voor elkaar. Als wij per 1 januarie 2013 één parochie zullen zijn, krijgen we een stevigere band met elkaar over oude parochiegrenzen heen. We behoren sowieso al tot een groter verband. We behoren als plaatselijke kerk bij een bisdom en bij de wereldkerk. Maar ook hier ter plaatse wordt de gemeenschap groter (omdat de gemeenschap van gewone kerkgangers geslonken is). Vooruit lopend op die nieuwe situatie is er al één website. Met pasen zal er één parochieblad zijn, zodat we ook het nieuws van een naburige gemeenschap zullen lezen. We maken meer kennis met elkaar.
In het kader van de verdere samenwerking willen we ook beginnen met het vernoemen van de overledenen, dopelingen en huwenden in alle kerken van de Bommelerwaard. We zijn gewoon te bidden voor de doden van de afgelopen week, voor de dopelingen van de zondag en voor degenen die in de aankomende periode in het huwelijk gaan treden. Waarom zouden we dat niet Bommelerwaard-breed doen? Waarom noemen we in Alem niet de namen van de overleden mensen in Ammerzoden? En omgekeerd. Dikwijls kennen we de mensen uit de andere dorpen ook. Er zijn allerlei familierelaties gegroeid in de loop der jaren (dat is trouwens altijd al zo geweest). Iemand uit Kerkdriel is getrouwd met iemand uit Velddriel. Een Hedelnaar is gaan wonen in Zaltbommel. En een ouder echtpaar uit Rossum, dat eerder een boerderij had in de polder van Hurwenen, woont nu in het centrum van Ammerzoden. Het omgekeerde is ook het geval: dikwijls kennen we niet meer alle mensen en parochianen in ons eigen dorp, want er zijn mensen van buiten komen wonen, en die komen soms ook in de kerk, maar die kennen we misschien nog niet. Toch horen ook zij erbij.
Laten we ons ook in met het wel en wee van de mensen van andere parochies? We horen toch allemaal bij de gemeenschap van Christus! De groep van betrokken en trouwe parochianen wordt al steeds kleiner. Moeten we onze aandacht niet verbreden? Wie worden er gedoopt, wie trouwen er en wie zijn de overledenen in de buurparochie? Willen we dat van elkaar weten?
Om welk huis zijn we bezorgd? Gaat het om het gebouw van stenen, of om de gemeenschap van mensen. We mogen deze twee dingen niet tegen elkaar uitspelen, dat is waar. Maar het zou toch jammer zijn als we wel bekommerd zijn om ons eigen kerkgebouw, maar de mensen die er komen en die in de andere kerken komen niet zien staan of niet willen kennen. Laten we op de eerste plaats aandacht hebben voor elkaar.
De tijdgenoten van Jezus spreken vol bewondering over de tempel. En inderdaad het was een groots en mooi gebouw, verfraaid door koning Herodus. Toch bestaat die tempel al bijna 20 eeuwen niet meer, terwijl de godsdienst van de joden niet is verdwenen. Dat brengt ons op de vraag: hoe kunnen wij als volgelingen van Christus overleven? Zijn we niet allereerst aangewezen op elkaar? Laten we onszelf die vraag stellen in deze tijd van crisis. Dan komen we die makkelijker te boven.