Jubileumviering 100 jaar bejaardenzorg Ammerzoden
Zondag 25 mei - 10.00 uur - Willibrorduskerk Ammerzoden
Op zondag 25 mei 2025 vieren we de honderdste verjaardag van de officiële organisatie van de bejaardenzorg te Ammerzoden met een plechtige Heilige Mis in de Willibrorduskerk te Ammerzoden.
Voorganger zal zijn pastoor Roland Putman met medewerking van Gelegenheidskoor van onze Willibrorduskerk en alle vrijwilligers van ons pastorieteam. Na afloop van de viering kunt u kijken naar een tentoonstelling over de bejaardenzorg in Ammerzoden. En er is natuurlijk na de viering ook een kopje koffie met daarna een lekker glaasje.
Sint Antoniusgesticht
Voorgeschiedenis
In 1908 werd er naast de kerk een nieuwe pastorie gebouwd. De tot dan bestaande pastorie aan de Kerkstraat werd ingericht als ‘Liefdegesticht’. Het diende voortaan als onderkomen voor gebrekkigen en ouden van dagen. De schuur die achter de oude pastorie stond, werd ingericht als washuis en stal. Voor de verzorging van de bejaarden werd contact gezocht met de zusters Franciscanessen. Op 9 september 1910 arriveerden de eerste vijf zusters in Ammerzoden.
Op 1 november 1910 werd het gebouw door de pastoor ingewijd. Het gesticht werd opengesteld voor opname van ‘ouden van dagen en gebrekkigen zowel mannen als vrouwen.’
In de periode tot 1920 verbleven jaarlijks gemiddeld 23 bejaarden en één gebrekkige in het gebouw.
Plannen
De in 1917 nieuw aangetreden pastoor Isidorus Trienekens kwam uiteraard geregeld in het liefdesgesticht. Hij zag zelf dat het gebouw niet meer voldeed. Ook wilde Trienekens de sacristie van de kerk verbouwen. Gemeente-opzichter Joannes Fr. Goesten schatte dat alle veranderingen ongeveer ƒ 35.000,- zouden gaan kosten. Op 15 januari 1923 had Van Boort een ontwerp klaar. Trienekens legde de plannen voor aan de bisschop. Deze keurde de plannen op 13 februari 1923 voorlopig goed.
Bijgebouwen
Aannemer Joannes Fr. Goesten wilde direct aan het bijgebouw van het gesticht beginnen. Dat mocht niet, want het geplande gebouw stond op minder dan 50 meter van het kerkhof. Gedeputeerde Staten moesten daarom toestemming voor het bouwwerk geven. De bezwaren van het College werden met steun van een der Gedeputeerden, de heer W. G. Kronenburg uit Kerkdriel, weerlegd. Op 6 november 1923 kwam de toestemming tot bouwen binnen, onder de voorwaarde dat het ‘nimmer als woning zou worden ingericht, zolang de bedoelde begraafplaats bestaat.’
Op 8 november 1923 ging de aannemer aan de slag. De winterse omstandigheden gooiden roet in het eten. Na de winterperiode werd het ‘een gesukkel waaraan geen einde scheen te komen.’
Hoofdgebouw
Architect Van Boort en de pastoor werden het op 17 april 1924 eens over nieuwe tekeningen en bestekken. Het kerkbestuur besloot tot een openbare aanbesteding. De pastoor was ontevreden over het tot dat moment geleverde werk van de Ammerzodense aannemers. Op 6 juni 1924 kwamen tien aannemers in het Bondsgebouw bijeen en leverden daar hun berekeningen bij de pastoor in.
De gebroeders Gijsbertus en Johannes Goesten schreven na de bekendmaking van de inschrijving een brief naar de pastoor. Ze waren niet de laagste inschrijvers, maar wilden toch graag het werk uitvoeren. De werkloosheid zou daardoor buiten de parochie gehouden worden en ‘den geest van ontevredenheid die overal rondwaart’ zou de kop ingedrukt worden.
Het werk werd echter gegund aan Henri J. van Boort uit Zaltbommel. Op 4 augustus 1924 werd begonnen met de werkzaamheden. Op 15 augustus werd de eerste steen gelegd. 20 oktober was het hoogste punt bereikt en werd de vlag gehesen, op 23 december was de kapconstructie klaar.
In de zijmuur van het gebouw werd de beeltenis van de naamgever van het gebouw, de H. Antonius, aangebracht. Tot de maand mei 1925 werd er door de bouwvakkers hard gewerkt om ook het interieur van het gebouw in orde te maken. Er kwamen aparte kamers voor echtparen én voor personen die dat konden bekostigen. In het nieuwe hoofdgebouw kwamen ook een mannen- en een vrouwenzaal. Het achterste gedeelte van het gebouw werd dienstgebouw voor de zusters. Het geheel werd voorzien van elektrisch licht en er kwam waterleiding.
Inzegening
Op 11 mei 1925 werd ’s morgens om 8 uur in de kapel van de Franciscanessen door pastoor Trienekens een H. Mis ter voorbereiding van de plechtige inzegening gelezen. De zusters onder leiding van zuster Gualberta, werden speciaal bedankt voor het werk dat ze de afgelopen 15 jaar hadden verricht. Pastoor Trienekens droeg daarna het gesticht aan hen over en sprak de hoop uit, dat zij ‘tot in het verre verschiet, naar het voorbeeld van Vader Franciscus haar liefderijke zorgen aan de zieken en ouden van dagen zouden wijden.’ Hij wees er op dat ‘de dikwijls zware offers, die zij daarbij moeten brengen, door God rijkelijk zullen beloond worden.’
Hierna volgde de officiële inwijding onder begeleiding van ‘het lieflijke gezang der Eerwaarde Zusters.’
Besluit
Na de inzegening werd het bejaardenwerk op de normale wijze voortgezet. Het bedrag dat voor de verpleging moest worden betaald werd opnieuw vastgesteld. Per jaar moest iemand die bij de eerste klasse hoorde ƒ 550,- betalen; voor de tweede klasse was dit bedrag ƒ 450,- en voor de derde klasse ƒ 260,-. Door de invoering van dit systeem was het mogelijk dat ouden van dagen die een onbezorgde levensavond wilden, ook gebruik konden maken van het liefdesgesticht.